Vertaal
Vertalingen se rafraîchir FR>NL
[səʀafʀeʃiʀ]

1 devenir plus froid - koel(er) wroden

  'Le temps s'est rafraîchi.'
  Het is fris(ser) geworden.


2 se passer de l'eau sur le visage - zich even opfrissen

  'se rafraîchir le visage'
  zijn gezicht even opfrissen


3 boire une boisson fraîche - iets fris drinken

  'se rafraîchir dans un café'
  iets fris drinken in een kroeg

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
se rafraîchir (ww.) afkoelen (ww.) ; koelen (ww.) ; opfrissen (ww.) ; opkalefateren (ww.) ; oplappen (ww.) ; opvijzelen (ww.) ; verkillen (ww.) ; verkoelen (ww.) ; verlevendigen (ww.) ; zich laven (ww.) ; zich opfrissen (ww.) ; zich opknappen (ww.) ; zich verfrissen (ww.) ; zich verkwikken (ww.)
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `se rafraîchir`
Voorbeeldzinnen laden....